Koers en arrière: Tour de France 1903–1950
Brasserie du Madrid. Journalisten Henri Desgrange, Victor Goddet en Géo Lefèvre. Een grote kaart van Frankrijk met krijtlijnen tussen Parijs, Lyon, Marseille, Nantes, Bordeaux en Toulouse. Zes etappes in l’Hexagone. In 1903 worden wilde plannen werkelijkheid: de Tour de France.
Parcours
De eerste twee edities van de Tour zijn nogal vlakke bedoeningen. Letterlijk, want in het parcours zijn amper heuvels of bergen opgenomen. In een poging om wat sensatie toe te voegen, wordt in 1905 de Ballon d’Alsace geïntroduceerd. Het materiaal is dan uiteraard nog verre van professioneel, dus er is een fietswissel aan de voet en op de top van de berg. De eerste bergkoning? René Pottier.
Die beklimming smaakt naar meer. In 1910 overdrijven de organisatoren lichtjes met het debuut van de Circle of Death: de Peyresourde, Aspin, Tourmalet en Aubisque in eenzelfde etappe. Tussen het puffen door scheldt de uiteindelijke winnaar Octave Lapize de organisatoren uit voor “assassins”. Nog steeds veroorzaken de beruchte bergen rillingen bij de deelnemers, zoals in de meest recente editie van 2018.
De eerste individuele tijdrit in de Tour gaat door in 1934. Aan de basis van deze introductie liggen twee bekvechtende kranten: Tourorganisator L’Auto en concurrent Paris-Soir. Paris-Soir wordt, zoals de naam doet vermoeden, uitgegeven in de avond. L’Auto is een ochtendkrant en kan de uitslag van ‘zijn’ Tour pas later publiceren dan Paris-Soir. L’Auto besluit dan maar om alle ritten later te doen starten, zodat de Parijse krant de resultaten niet tijdig kan printen. Paris-Soir biedt meteen repliek door zelf een individuele tijdrit te organiseren, de Grand Prix des Nations. Het wordt een succes en daardoor ook gekopieerd door organisator Desgrange. Ondertussen is de tijdrit niet meer weg te denken uit de Tour.
19 uur en 482 kilometer lang. De vijfde rit van de Tour de France 1920 gaat de geschiedenisboeken in als de langste Touretappe ooit. De Belg Firmin Lambot mocht de ellelange rit tussen Les Sables d’Olonne en Bayonne op zijn naam schrijven. Het was dan wel de langste etappe, maar toch niet de zwaarste…
Die twijfelachtige eer gaat naar de 10de etappe uit de Tour van 1926. Om 2 uur ’s nachts gaan 76 renners van start. De regen valt met bakken uit de lucht en verandert de grindpaden in ware modderstromen. Sommigen steken vast in de drek en gaan te voet verder. Het hele peloton valt uiteen en de renners lopen binnen met intervallen van een halfuur. De organisatie beseft uiteindelijk de ernst van de zaak en gaat de hele nacht op zoek naar hulpeloze renners. Sommigen zijn aan het wandelen, anderen aan het bibberen en schuilen. Leider Gustaaf Van Slembrouck krijgt een klap van 1 uur en 50 minuten aan zijn broek gesmeerd en ziet zo de eindwinst in rook opgaan.
Erelijst
De oudste Tourwinnaar ooit is de Belg Firmin Lambot met 36 jaar, 4 maanden en 9 dagen op de teller. De jongste winnaar Henri Cornet was slechts 19 jaar, 11 maanden en 20 dagen toen hij het podium mocht betreden.
Het grootste tijdverschil werd logischerwijze genoteerd in startjaar 1903. De winnaar Maurice Garin had een comfortabele voorsprong van net geen 3 uur op Lucien Pothier.
Anekdotes
Bij de Tour denken we automatisch aan de gele trui. Toch doet de maillot jaune pas zijn intrede halfweg de editie van 1919. De pers wil een meer zichtbare leider. De gele kleur is een knipoog naar de Franse krant en toenmalige organisator L’Auto die op geel papier drukken. Eugene Christophe mocht zich als eerste renner in het geel hullen.
Het ploegenspel speelt een belangrijke rol in de Tour de France. Menig talent moet zich opofferen voor de kopman van de ploeg. In 1934 rijdt Rene Vietto de pannen van het dak. Hij is duidelijk beter dan kopman Antonin Magne en wint vier ritten. Als Magne valt tijdens een afdaling, toont Vietto zich een voorbeeldige knecht. Hij geeft zijn voorwiel aan Magne, gaat zitten op een muurtje en begint te huilen. Zijn indrukwekkende Tour is voorbij.
Binnen een ploeg bestaat dus veel competitie, maar ook veel vriendschap. In 1949 is de legendarische Bartali op zijn retour. Fausto Coppi is de nieuwe revelatie met winst in Milaan San Remo en de Giro datzelfde jaar. Een onvoorziene vijand, Jacques Marinelli, verovert de gele trui na een val van Coppi. Marinelli krijgt de bijnaam ‘de Parkiet’ vanwege zijn 1m54 en 52 kg. Hij verovert niet alleen de gele trui, maar ook de harten van de toeschouwers, zo getuigen de vele fanbrieven. Coppi knabbelt gedurende verschillende ritten aan de voorsprong van Marinelli en geeft hem de doodssteek tijdens de slottijdrit. Ook ploegmaat Bartali springt nog over Marinelli in het klassement. Een Tour vol verrassende wendingen!